De Belastingdienst vond het niet acceptabel dat ondernemers die hun onderneming vanuit hun woning drijven een deel van de huur als ondernemingskosten aftrokken. Een zzp’ er die de correctie van zijn aangifte aankaartte bij de rechter kreeg op 12 augustus 2016 van de Hoge Raad gelijk.
Ondernemers die er vanuit waren gegaan dat zo’n aftrek niet mogelijk was, wilden op hun – nog niet afgehandelde – aangiften van oude jaren terug komen om alsnog die aftrek te claimen. Probleem was dat je volgens de belastingregels meestal niet kunt terugkomen op een eerdere keuze. Je moet als ondernemer een bestendige gedragslijn aanhouden. Alleen in bijzondere omstandigheden is het mogelijk om een andere keuze te maken.
In mijn stuk pleit ik ervoor dat nieuwe rechtspraak, zoals in deze situatie aan de hand was, als zo’n bijzondere omstandigheid wordt geaccepteerd.
Dit stuk in het MBB gaat over de jaarwinstbepaling van ondernemers. Weet je als ondernemer dat je in een volgend jaar uitgaven moet doen, dan kun je daar onder voorwaarden alvast een aftrekpost voor claimen in een jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarin de uitgaven vallen. Je vormt dan een voorziening op de balans. Mijn stuk gaat specifiek over het Baksteen-arrest. Daarin is bepaald welke voorwaarden voor het vormen van zo’n voorziening gelden.
Ik stel in mijn stuk – over de zaak De Lange (C-548/15) – dat het Hof zijn bevoegdheid zou overschrijden als het zich bevoegd acht te oordelen over puur nationale situaties, dus zonder grensoverschrijdende aspecten. De EU is alleen bevoegd als lidstaten hun bevoegdheid hebben overgedragen aan de EU. Het Hof van Justitie matigt zich die bevoegdheid bij mijn weten ook helemaal niet aan. Waarom de Hoge Raad deze vraag dan toch aan het Hof meende te moeten stellen – namelijk of in puur interne situaties nationale regels toch aan de EU-beginselen zouden moeten worden getoetst – wekte mijn verbazing. Daar slaan de drie vraagtekens in de titel op!